Soms kom je bij toeval kostelijke Batverhalen tegen. Bij het recent opschonen van het bestuursarchief ontdekten we in het Victoria Nieuws van bijna een halve eeuw geleden zo’n verhaal. Het is geschreven door Cor van Melle. Cor was een even markante als bloedfanatieke pingponger, zoals er – zeker in die tijd – wel meer opstandige types te vinden waren achter de tafel. Cor had het, behalve met z’n tegenstander, met enige regelmaat ook met zichzelf aan de stok, zo blijkt onder andere uit onderstaande beschouwing met de veelzeggende titel:
’Is tafeltennis een gevaarlijke sport?’ (Victoria Nieuws, januari 1972)
,,Hierop moet ik volmondig ja laten horen. En waarom dan wel, vraagt u zich natuurlijk af. Dat hoop ik u duidelijk te maken in de hierna volgende vertellingen. Het begint al op 12-, 13-jarige leeftijd. Je laat er je huiswerk voor liggen. Op iets latere leeftijd, als je een beetje sukses hebt, word je steeds fanatieker. Er is thuis geen land meer met je te bezeilen. Trainen, trainen, trainen is alles wat de klok slaat. En als je dan eens met een slecht rapport thuis komt, dan is het eerste wat je ouders zeggen: ¨Voor jou geen tafeltennis meer voorlopig. Kom eerst maar eens met een behoorlijk rapport thuis.”
,,Dat wordt dan een zeer spannende tijd, want je wilt persé tafeltennissen. Deze tijd staat in de tafeltennisalmanak bekend als de linke tijd. Je gaat smoesjes verzinnen; je sportkleren onder je normale kleding verstoppen. En, terwijl je ouders televisie kijken, en je ouders denken dat je rustig zit te leren, sluip je zachtjes het huis uit. Daarom is tafeltennis een gevaarlijke sport, omdat je er door meegesleept wordt.”
,,Is tafeltennis ook lichamelijk een gevaarlijke sport. Ook daar moet ik ja op antwoorden. Het is mij een keer overkomen dat ik mijn middelhandsbeentjes brak. Ik speelde toen in de 2e klasse en we moesten een beslissingswedstrijd spelen tegen Quick. Bij de stand 2-3 moest ik aantreden tegen Ton van Woudenberg. Hij liet mij lopen zoveel hij wilde. En ik was zo fanatiek om elke bal te willen halen. Op een gegeven moment gaf hij een stopbal vlak achter het net. Maar ik stond helemaal tegen de banken van het oude Schildpadhuis aan. Ik begon een ren en nam een sprong en sloeg met de rug van mijn hand tegen de rand van de onderkant van de tafel. Krak, zeiden mijn middelhandsbeentjes.”
,,Ook ben ik een keer tegen een stenen wand terecht gekomen, waardoor ik een hersenschudding opliep. Een andere keer moest ik in Rotterdam aantreden tegen Ria Bogmans, oud-kampioene van Nederland. De partij verliep niet helemaal naar wens, en toen ze drie netballen en een randbal meekreeg, draaide ik mij in woede om en sloeg een gat van meer dan een decimeter in een dubbel hardboard schot. Hierbij scheurde ik een spier bij mijn elleboog.”
,,U ziet wel wat er nog heel wat kan gebeuren bij zo´n spelletje pingpong. Ik wil u alleen maar waarschuwen voor tegenstanders die onder het maken van een aanvallende slag, ook wel smash genoemd, hun batje loslaten. Dat is mij een keer overkomen, met dien verstande dat ik degene was die zijn batje losliet. Mijn tegenstander moest twee à drie tanden missen en kon de wedstrijd niet beëïndigen.”
Ik hoop dat ik met dit artikel heb bijgedragen tot het veilig maken van de edele tafeltennissport.
P.S.: Tafeltennis niet met een wijdgeopende mond. Je weet maar nooit wat er in komt.
Cor van Melle
Cor is eind jaren zeventig gestopt met tafeltennis. Nadien werd weinig meer van hem vernomen. Maar na enig speurwerk (met dank aan Peter Struiksma) komen we tot onze verrassing in contact met de held van weleer, die inmiddels de 80 gepasseerd is. Cor zegt zich niet te kunnen herinneren dat hij bijna een halve eeuw geleden bovengenoemd artikel voor het Victoria Nieuws schreef. Wel kan hij zich enkele anekdotes voor de geest halen die hij destijds beschreef. Zoals de confrontatie met Ria Bogmans.
Van Melle vertelt dat hij tweede helft jaren vijftig als tiener met tafeltennis is begonnen. Dat gebeurde in een bouwkeet op een braakliggend terrein aan de Marterlaan/Wolvenlaan, waar bouwmaterialen waren opgeslagen. ,,Wij, buurtjongeren, kwamen daar vaak samen. We hielden ook de boel een beetje in de gaten. We mochten gebruik maken van de bouwkeet. De opzichter regelde een tafeltennistafel voor ons, zodat we ons konden vermaken. We speelden ook wedstrijdjes in die barak. Ik kreeg de smaak te pakken en ben toen lid geworden van de Hilversumse Mixed Tafeltennis Club.”
Cor heeft competitie gespeeld met onder andere Wim Roest en Jan Kamlag, destijds een bekende sportcommentator. Kamlag was tevens vertegenwoordiger bij de firma Schildkröt, die tafeltennismaterialen verkocht. Roest en Kamlag namen in 1960 het initiatief om een heus Tafeltenniscentrum op te richten op de zolder van een pakhuis tegenover het station: het Schildpadhuis, vernoemd naar de firma Schildkröt. Er konden 7 tafels staan. Cees Vlaanderen werd de beheerder van deze tafeltennisaccommodatie. Beneden was de stations-rijwielstalling. Maar er werden in het pakhuis ook doodskisten gefabriceerd. Cor was niet de enige die ontdekte dat tafeltennis een gevaarlijke sport kon zijn. Hij herinnert zich nog als de dag van gisteren dat zijn teamgenoot Gerard Klein, fors van postuur, tijdens een wedstrijd pardoes door de vloer zakte. ,,Het scheelde niet veel of hij was in de kist beland.”
Al snel kwam het tot een fusie tussen de Hilversumse Mixed Tafeltennis Club (HMTC) en Onder Ons, die beide in het Schildpadhuis waren gaan spelen. Ze gingen verder onder de naam HOC. Daar heeft Cor jaren gespeeld. Later is hij bij Victoria gaan spelen, met onder andere Ben Knecht en Arie de Loos. ,,Ik speelde indertijd met een Cor du Buy-batje met sandwich rubber.” Veel tafeltennissers speelden in die tijd nog met een ‘plankje’, zonder sandwich, met nopjes naar buiten.
Hoewel hij al heel lang niet meer tafeltennist, denkt Cor nog wel met weemoed terug aan de jaren waarin hij zijn gevaarlijke sport beoefende. Hij zegt dat naar aanleiding van dit artikel weer veel herinneringen bij hem naar boven komen. ,,Ik ging op vakantie naar Texel, toen tafeltenniste ik nog niet zo lang. Daar stond een tafeltennistafel op de camping. Ik wilde wel eens even laten zien hoe goed ik was. ‘Zullen wij een potje spelen’, vroeg ik aan een andere campinggast. Hij vond het prima. ‘Man, de ballen vlogen me links en rechts om de oren, ik was totaal verbouwereerd. Ik kende hem niet. Het bleek Herman Blom te zijn van UBTV, die behoorde indertijd tot de top van Nederland.” Cor was hevig onder de indruk en had daarna wat minder bravour.